De wethouder volkshuisvesting Zita Pels gaf de Huisvestingsverordening 2024 van 5 juni tot en met 16 juli 2023 vrij voor inspraak. Arcade stelde samen met een werkgroep een zienswijze op en diende op 16 juli een zienswijze in. De werkgroep bestond uit actieve Arcadeleden en is ondersteund door een adviseur.
De Huisvestingsverordening regelt hoe er met de verdeling van gereguleerde woningen (sociale huurwoningen, geen vrije sectorhuurwoningen) wordt omgegaan. Ook staan in de Huisvestingsverordening de regels voor gebruik en verandering van woonruimten.
Er worden stevige -soms niet populaire- maatregelen gepresenteerd. Dat geeft aan dat de gemeente de regie neemt en de belangen van bewoners centraal stelt. Dat zien we terug in uitgangspunten die een solidaire stad bevorderen.
De voorgestelde aanpassingen hebben impact op het wonen en het beleven van het wonen van (toekomstige) huurders in de stad. Daarom ziet Arcade ziet het als haar taak om vanuit de waarden ‘woonzekerheid’, ‘thuis zijn’ en ‘zeggenschap van huurders’ de voorgestelde aanpassingen te wegen. De reacties hieronder zijn het resultaat van deze wegingen. Een uitgebreide toelichting is in de zienswijze zelf te lezen.
Onze Reactie per voorgestelde wijziging
Hoofdstuk 2
(4.1.) Inwonende kinderen van 18-23 jaar worden meegerekend bij stadsvernieuwingsurgentie.
Wij onderschrijven deze wijziging. Maar vinden het wel het nodig dat de leeftijdsgrens meegaat met de aanpassing van de kostendelersnorm naar 27 jaar.
(4.2.) Bij uitstroom Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen (MO en BW) slechts één keer een woningaanbod.
Deze aanpassing wijzen wij af. Omdat bij deze groep geldt niet dat de noodzaak tot huisvesting zo zwaar weegt dat ieder woningaanbod geschikt is.
(4.4.) Voorrangsregeling beroepsgroepen
Het is ongemakkelijk dat het er met deze voorrangsregeling op lijkt of sommige beroepsgroepen belangrijker zijn dan anderen. Een stad die in een Huisvestingverordening voorrangsregels voor beroepsgroepen moet opnemen bevindt zich al in een fase waar de kritische ondergrens is bereikt. Het gaat dan ook tegen ons gevoel in om een rangorde aan te brengen in beroepen die belangrijk voor de stad zijn. Een stad bestaat bij de gratie van het aanwezig zijn van iedere beroepsgroep. Daarom moet iedere mogelijkheid om de sociale huurwoningenmarkt te vergroten worden aangepakt. Zo ook het aankopen van panden om deze vervolgens weer sociaal te verhuren.
Toch onderschrijven wij de uitbreiding van deze voorrangsregels naar speciaal onderwijs en politieaspiranten. Aanvullend adviseren wij deze groepen geen tijdelijke huurcontracten aan te bieden. Daarnaast adviseren wij om op te nemen dat voorrang in de middenhuursector door corporaties kan worden gerealiseerd.
(4.5.) Jongerenvoorrang op 30-50% van de jongerenwoningen
Wij zijn vooralsnog een voorstander van het handhaven van het percentage beschikbare woningen voor jongeren die niet aan de huidige bindingsdefinitie voldoen, de 25% loting. Met de voorgestelde aanpassing vermindert de slaagkans van jongeren die nu voorrang hebben significant.
De Amsterdamse jongeren die zijn gaan studeren buiten stad en na hun studie weer terug komen zijn natuurlijk welkom. Maar wij zien wel de kansen op een woning voor Amsterdamse jongeren die in de stad zijn blijven wonen in het gedrang komen. Dit vinden wij een zorg en daarom adviseren wij goed onderzoek te doen naar wat het schuiven met percentages oplevert.
(4.6.) Deel economisch daklozen voorrang (met lichte zorgvraag)
Akkoord dat voor economisch daklozen met een lichte zorgvraag een huisvestingsproject wordt georganiseerd met niet alleen wonen, maar ook begeleiding. Dat is echter niet voldoende, ook voor andere (dreigend) daklozen is dat nodig. Verdringing van deze andere groepen door voorrangsregels is niet wenselijk. We gaan er van uit dat dit op basis van goed gedefinieerde criteria gaat, en dat er een duidelijke bezwaarprocedure komt.
Hoofdstuk 3
Complimenten voor de scherpe blik die u hanteert bij de aanpassing van definities en voorschriften. Duidelijke, laagdrempelige en toegankelijke communicatie over definities blijft nodig.
Aanvullend HOOFDSTUK 2, artikel 2.8.1, categorieën woonruimte en woningzoekende
Over de categorie ‘woonruimte’ en de categorie ‘woningzoekende’ in Hoofdstuk 2 willen wij aanvullend adviseren en wijzigingen voorstellen.
Eén categorie woonruimte en de daaraan gekoppelde categorie woningzoekenden ontbreken, namelijk de categorie ‘atelierwoningen’ en de hieraan gekoppelde categorie ‘CAWA-getoetste kunstenaar’. Wij vragen de gemeente om deze omissie te herstellen door gebruik te maken van de bevoegdheid om dit te doen conform artikel 7 van de Huisvestingswet.
Woningzoekenden die door de Commissie voor Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam (CAWA) positief zijn getoetst op hun kunstenaarschap komen in aanmerking voor een atelierwoning. Naar onze mening kwalificeert de aard van een atelierwoning (en de bijbehorende categorie woningzoekende) zich in lijn met de Huisvestingswet als een aparte categorie. Zonder een positieve CAWA passendheids-toets komt een woningzoekende niet in aanmerking voor een atelierwoning. Dit rechtvaardigt opname van deze groep woningzoekenden achter de woningcategorie ‘atelierwoning’.
Samenvattend
Arcade vindt het goed dat in de voorgestelde aanpassingen in de Huisvestingsverordening de belangen van bewoners voorop staan en de gemeente de regie neemt. Tegelijk zijn er een aantal voorgestelde aanpassingen die zeker verbetering behoeven.