De Hoofdweg | deel 3

Alle signalen voorspelden onheil. Maar ik ging van maar één, niet onderzochte, gedachte uit: mijn toekomstige verhuurder is de door mij bewonderde schrijver.

De lange man in de pyjama liet mij de kamer zien. Het was een smalle ruimte van drie bij vier meter. Rechts naast de deur tegen de muur geschoven stond een eenpersoonsbed met een groen verschoten wollen dekentje. Links stond een witte IKEA kast met daarnaast een klein tafeltje met een stoel. Er was nog net ruimte om de deur driekwart te openen. “Het slot werkt niet meer op de een of andere manier”, verklaarde hij. “Ik weet ook niet waar de sleutel is.”

Er was duidelijk iets met mijn  inwendig alarmsysteem aan de hand. Bij deze laatste zin zou ze oorverdovend af moeten gaan. Red alert. Maar de gedachte dat ik zou gaan inwonen bij De Schrijver sloot de toegang naar de interne rode lamp af.

De huurprijs en de borg die de schrijver vroeg was exorbitant voor het hok dat hij mij aanbood. Maar ook daar stapte ik luchtig overheen. We spraken af dat ik nog de volgende week bij hem in zou trekken.

Met tranen in de ogen zwaaiden Ranghilde en Ghislaine me uit, toen ik met een busje met mijn – in de Okeghemstraat nog niet eens uitgepakte – dozen wegreed, richting Hoofdweg.  Een studievriend die ook in Amsterdam was gaan wonen hielp me de dozen driehoog te brengen.

De lange man – nog steeds in een vlekkerige pyjama – stond al in de deuropening met een licht minachtend glimlachje. “Jaaah, KVP he, ja ja.” KVP, wat bedoelt ie?, dacht ik nog, maar al snel werd het me duidelijk. Hij had iemand gevraagd om onderzoek te doen naar mijn achtergrond. Dan kom je al gauw terecht bij mijn grootvader met dezelfde naam als ik. Voor de KVP had deze twintig jaar in de eerste kamer gezeten.

Blijkbaar had ik hier te doen met een achterdochtige inborst. Een eigenschap die ik op dat moment zelf goed had kunnen gebruiken. Dat begon me te dagen toen ik, later op de avond, na ergens wat gegeten te hebben met de studievriend, de eerste nacht in mijn nieuwe kamer zou gaan doorbrengen.

In een hoek van de kamer waar nog net plaats was naast de driehoog gestapelde verhuisdozen, had ik twee flessen rode wijn neergezet. Toen ik later op de avond de kamer binnenkwam, waren die twee flessen weg. Het zou toch niet, ging het door me heen. Ik kon niet anders constateren dan dat de schrijver de twee flessen van mijn kamer had gepakt. Het vehikel van gezond wantrouwen kwam bij mij eindelijk op gang. Vaststelling een: “Ik ben bij een zware alcoholist in huis terechtgekomen.” Ik kleedde me uit en ging onder het groene deken liggen om de eerste nacht in mijn nieuwe huis door te brengen.

Ondanks het gevoel van onveiligheid sliep ik snel in, gezond moe, na het dozen sjouwen.  Ik moet in diepe slaap geweest zijn toen ik plots wakker werd. Ik hoorde iets aan de deur. De deur ging open, een donkere gestalte kwam binnen en ging aan het voeteneinde op het bed zitten. Een weeïge geur van verwaarlozing, gecombineerd met een medisch aandoend luchtje walmde me in het gezicht. Ik hield het niet voor mogelijk. Al de eerste nacht was de schrijver door de deur zonder slot binnengekomen en zat nu bij mij op bed.

Het werd me snel duidelijk waarom hij daar zat. De man begon, zwaar onder invloed, over zijn problemen te praten. Deze man moet diep eenzaam zijn, dacht ik. Ik zette m’n luisterhouding aan en probeerde geen vin te verroeren. Ik weet niet hoe ik het durfde , maar op een gegeven moment zei ik dat ik nu echt moest gaan slapen. Uiteindelijk stond hij op  en stommelde de deur uit, de loszittende zwachtel achter zich aan slepend. Op de plek waar hij had gezeten dampte een indringende geur vanaf de groene deken, die nooit meer helemaal zou verdwijnen.

(Wordt vervolgd)

Alfons Roebroek

Mijn advertentie ‘Rustige tekstschrijver zoekt woonruimte’ in de Telegraaf had me gebracht bij een woning aan de Hoofdweg, waar mogelijk een door mij bewonderde schrijver verblijf had.

Toen ik bovenkwam op de derde, de bovenste etage, stond de voordeur al wijd open. Een lange man in pyjama met een bruine druipsnor en op krukken stond wat achter de voordeurdrempel in de hal, alsof hij was teruggetreden om de gast beter in ogenschouw te kunnen nemen. Een zwachtel om zijn linkerbeen was losgeraakt en zwierde over de grond.

De lange, morsig ogende, man leunde wat voorovergebogen op de krukken en keek mij onafgebroken aan. Achter de grote druipsnor, waarin etensresten plakten, krulde een onbestemde lach. Een lach als welkom of als poging om te jonge kamerzoekende in te palmen?

Ik voelde een lichte angst. Ik associeerde de lach met die van een behaagzieke die iets met me wil. Deze lange dweil is niet de schrijver, stelde ik mezelf gerust. Dit is natuurlijk zijn vriend of huisgenoot die mij gewoon even opvangt.

Nog voordat er iets gezegd was drong een penetrante weeïge lucht mijn neus binnen. Ik koppelde de licht misselijk makende geur aan de mogelijke wond en medicinale zalf die zich onder het groezelige verband zouden kunnen bevinden.

“Kom binnen, kom binnen”, zei de man, waarbij hij als een lakei een poging tot een buiging maakte. Zijn gedienstigheid deed potsierlijk aan bij de vlekkerige pyjama en losgeraakte zwachtel. Hij noodde me binnen alsof hij me in een paleis troonde.

De deur naar de slaapkamer stond open, zodat ik, vanuit de gang een blik op het nachtverblijf van de schrijver had. Aan het hoofdeind van het bed, boven een paar ingedeukte kussens bevond zich een vettige groezelige plek op de muur, waar hij waarschijnlijk bij het zittend lezen of drinken, gewoon was met zijn hoofd steun te vinden.

Bij het binnentreden van de woonkamer was het eerste dat me opviel de bruine en gele verdorde bladeren die de vloer bedekten. De bladeren waren afkomstig van een paar grote stervende potplanten op de grove houten tafel, die tegen het raam aan de straatkant was geschoven.

De ruimte was blijkbaar ook in gebruik als werk- en eetkamer, gezien de typemachine op de houten tafel, en de lange lage salontafel naast de leren sofa aan de rechterkant, met daarop een scheve net niet omvallende opeenstapeling van borden met etensresten.

De pyjamaman zag dat ik naar de stapel borden met etensresten keek. Een golf verontschuldigingen begon te stromen.

“Ik kook altijd goed. Dat is belangrijk, goed eten, jaaa… En, ik stel prijs op properheid. Als ik heb gegeten was ik meteen af. Dit is van vandaag.”

Ik zag het toneelspel van een man die op een doorzichtige manier een vlag op zijn modderschuit plaatste. Maar ik liet wat ik zag niet echt tot me doordringen. Ik wilde maar één ding zien: de schrijver, bij wie ik een kamer kon huren en die me wellicht zou stimuleren zelf aan het schrijven te blijven.

Niettemin bleef mijn aandacht de details in het appartement in zich opnemen. Zo viel mijn oog op een voorwerp, op heuphoogte bevestigd aan de muur direct rechts van de deuropening. Schuin, net niet uit de houder vallend, hing daar een oplaadbare kruimeldief.

De tragiek van de bewoner van het appartement had zich in het apparaat neergelegd. De in maanden, misschien wel jaren van de door verwaarlozing ontstane ravage van bladeren, sigarettenpeuken, etensresten en stof door de hele woning maakte van de elektrische, zelf oplaadbare mini-stofzuiger een hilarisch object.

Het hing er als een rudimentair orgaan bij. Het moest de schijn ophouden dat de bewoner zijn eigen nest schoonhield. Het belachelijke werd benadrukt doordat de kruimeldief half in de wandhouder stak, waardoor het opladen verhinderd werd. Dag en nacht brandde nutteloos het lampje in de houder.

Ik zag en rook het verderf, maar liet het niet toe. Ik was maar gespitst op één ding: was dit nu de schrijver van ‘Dagje in de duinen’, en ‘Verhalen bij de open haard’? De vraag kon ik niet langer voor me houden.

“Bent u de schrijver van die boeken?”

De lange vlekkerige pyjama keek me licht verrast aan alsof de vraag hem overrompelde. Maar direct glommen zijn ogen van de kans die hem nu geboden werd.

“Ja, ja, die heb ik geschreven. Maar die lamlul strijkt met de eer. Mijn broer heeft de manuscripten bij me weggehaald en ter publicatie aangeboden. Terwijl ik ze heb geschreven.”

Het klonk dubieus. Er zat een luchtje aan. Wat voor luchtje, dat zou ik snel ervaren.

Wordt vervolgd

Ik moest en zou naar Amsterdam. Altijd als ik per trein de stad binnenreed, omhulde me de magie van de plek waar het allemaal gebeurde. Het gevoel: hier moet ik zijn.

Maar waar was ik uiteindelijk terechtgekomen? In een nieuwbouwwijk van Breda. Op een gegeven moment was het echt genoeg. Het moest nu gebeuren. Maar hoe vind ik een stek in de meeste gewilde stad van Nederland? Langs reguliere weg, via wachtlijsten kon ik het wel vergeten.

Ik startte een campagne onder kennissen en vrienden voor een woning in de stad die me lonkte. En – zoals vaker – als de nood het hoogst is, is de oplossing nabij. Een vriendin belde dat er in haar huis in Amsterdam Oud-Zuid ruimte voor me was. Wel tijdelijk, want het pand zou binnenkort grondig gerenoveerd worden. De reguliere huursters was de huur opgezegd en verlieten een voor een het pand. Er was net een vrouw vertrokken en ik kon zolang de leeggekomen kamer betrekken.

Ik bedacht me geen moment. Ik zei mijn Bredase appartement op, huurde een busje, gooide de nog niet eens uitgepakte dozen erin en zette zonder omkijken koers naar de magische plek van beloften.

Mijn eerste woning in de componistenwijk van Amsterdam was warempel op stand. Het huis was een patriciërswoning met hoge plafonds. In de kamer die vrijgekomen was, stapelde ik mijn dozen tegen de wand zodat er ruim plaats was voor een tafel en bed. Het avontuur kon beginnen. Naast de vriendin die me had getipt woonde er nog een laatste huurster. Een telefoon op de gang was de lifeline naar buiten.

Ik moest natuurlijk wel direct om me heen kijken voor een plek waar ik langer kon blijven. Om me heen werd de historische woning al onttakeld. Van de bovenste etages klonk de drilboor en daalden wolken fijnstof en kalk omlaag. Van mijn huisgenotes Ranghilde en Ghislaine hoorde ik verhalen over het huis en de bewoonsters. Er was een huisbaas die – naast de kamer die ik betrokken had – een smalle alkoof in gebruik had, die voornamelijk diende als plaats voor amoureuze escapades. Met een vies gezicht wezen ze op het groezelige bankstel, dat daar als enige meubelstuk stond.

Hoe romantisch fin-de-siècle het verblijf met Ghislaine en Ranghilde ook was, ik moest snel zorgen voor een opvolger voor mijn pand op stand. Ik plaatste een advertentie in de Telegraaf : ‘Rustige tekstschrijver zoekt woonruimte.’ Ik hoefde niet lang te wachten. De dag nadat de advertentie was geplaatst ging de telefoon op de gang. Een gewichtig aandoende stem klonk: een deftige dictie, op het randje van bekakt.  “Jáaa, met Heeresma hier. U bent de rustige tekstschrijver? ” Alle sensoren sloegen aan. De aandacht vol op stand alert. Heeresma? Zou dat dé Heeresma zijn, de door mij bewonderde schrijver? Hij had een kamer te huur in zijn appartement aan de Hogeweg. Na een kort gesprek maakten we een afspraak. Ik zou bij hem langskomen voor een kennismaking.

Opgewonden vertelde ik het Ranghilde, met wie ik net aan de thee zat. Ranghilde, die zelf schrijfster was, was enthousiast. Ja, dat moet je doen! Ik twijfelde nog. Het was geen zelfstandige woonruimte. Maar het vooruitzicht om zo dichtbij de beroemde schrijver van Dagje naar Het Strand en Han de Wit Gaat in Ontwikkelingshulp, te kunnen zijn trok me over de streep. Dit gaat mij helpen om zelf serieus het schrijven ter hand te nemen, dacht ik.

Zoals vaker bij hooggespannen verwachtingen hoefde ik niet lang te wachten op een heel andere, desastreuse afloop. Om precies te zijn: een dag na mijn verhuizing. Als ik maar in de geringste mate had geweten  waartoe mijn intrek in de woning van de vermeende schrijver zou leiden, had ik een andere beslissing genomen. De stap naar mijn tweede kamer in de stad zou diep ingrijpen in mijn nog jonge Amsterdamse bestaan.

Alfons Roebroek

wordt vervolgd

Al een tijdje staarde de afgebroken hoek van de afzuigkap boven het fornuis me schuin aan. ‘Wat denk je ervan? Ga je er nog wat aan doen ?’ grijnsde het lelijke gat in de ochtend. De eerste aandrang om woningcorporatie Lieven de Key hiervoor te benaderen zakte even snel weg als het opkwam. De timmerman in vaste dienst zei me dat dat geen zin heeft. Hij adviseerde me op internet maar naar het typenummer te zoeken en dan het onderdeel los te bestellen. Het natuurlijke gevolg was dat het project ‘afgebroken hoek afzuigkap’ voor onbepaalde tijd in de ijskast belandde. Het wachten was op een vitaal moment van actiebereidheid van mijn kant en ‘genoeg is genoeg’.

En jawel, op 12 september zag ik mezelf de website van Lieven de Key openen en de link reparatieverzoek aanklikken. Na twee weken ging de telefoon. “Met Businesspoint. We bellen over de afzuigkap. Kunt u foto’s van de afzuigkap opsturen?” Een week later werd ik gebeld door installatiebedrijf Vonk. Ik maakte een afspraak voor 26 oktober ter installatie van een nieuwe afzuigkap.

Op 26 oktober kwamen twee monteurs van installatiebedrijf Vonk met een groot zwaar pakket, verpakt in karton, hijgend bovenaan het trappenhuis. Nog zwaar ademend van het vier hoog zonder lift, zetten ze het grote nauwelijks te hanteren pakket in de keuken. De kleinste van de twee bekeek de oude gehavende kap en zijn gezicht betrok. “Daar kunnen we niets mee”, zei hij gedecideerd. “Er moet eerst een schakelaar gemonteerd worden en dat moet Lieven de Key doen.” “Ik heb toch een foto gestuurd?”, probeerde ik nog. De man haalde zijn schouders op. Tja, daar kan hij ook niets aan doen. Onverrichter zake gingen ze weg, het zware pakket met z’n tweeën weer omlaag torsend.

De volgende dag , 27 oktober, belde ik het algemene nummer waarop Lieven de Key voor bewoners bereikbaar is. Na twintig minuten kalmerende muziek werd ‘Killing me softly’ halverwege afgebroken.

“Met Lieven de Key …  waarmee kan ik u helpen? Oh dat is vervelend. Heeft u een moment. Dan zal ik het uitzoeken.” De medewerker werd afgelost door rustgevende pop. Midden in Andre Hazes’ ‘Zo heb ik het nooit bedoeld.’ klonk de stem van de medewerker weer. “Ik heb het even voor u uitgezocht. Ik heb het doorgezet. En er zal contact met u worden opgenomen door de firma Relectra.” “Waar is het hier dan misgegaan?”, vroeg ik. “Ik heb speciaal foto’s opgestuurd van de oude kap en het plaatje met het typenummer. Jullie hadden dit toch moeten weten?” “Ja, er gaat wel vaker iets fout bij Businesspoint.”, luidde het gelaten. “Maar dat is nu voorbij. U zult nu gebeld worden door Relectra.”

Vier dagen later, op 1 november ging de telefoon. “Met Relectra. We bellen om een afspraak te maken voor de afzuigkap.” Het werd 6 november, tussen twaalf en twee uur. Op 6 november vroeg in de ochtend ging de telefoon. Het was Relectra met een ongewoon verzoek. “Kunnen we wat vroeger komen? Elf uur kan dat?” Ja natuurlijk kan dat. Ik had inmiddels speciaal verlof voor de afzuigkap gekregen.

En echt: om kwart over elf ging de bel en twee kleine mannen in werkmansbroeken kwamen boven. Het wonderlijke was dat ze niets bij zich hadden. Geen kap, geen schakelaar, geen gereedschap. Toen ze op adem waren gekomen van de trap, keken ze me vragend aan. “Wat moet gebeuren?”, zei de ene terwijl hij zoekend de keuken rondkeek. Ik wees op de afzuigkap met de afgebroken hoek. “Nieuwe afzuigkap.” Ik hield de conversatie maar zo sober mogelijk, zodat er geen misverstanden zouden kunnen ontstaan. Hij keek onderzoekend naar de kap en keerde zich dan niet begrijpend naar me toe. Nee, dat zei hem niets. “ Maar, opzichter in de buurt, misschien hij weten.” Hij pakte zijn mobiel en belde. Na een kort gesprek, met de mobiel als bewijs naar me toe gericht, bracht de kleine man mij het verlossende nieuws. “Hij komen.” “Hoe lang gaat dat duren?”, vroeg ik. Hij haalde zijn schouders op. “Misschien kwartier?”

Na vijftien minuten wachten kwam een derde man boven. Aan de alerte blik was de leidinggevende herkenbaar. Hij liep met doelgerichte motoriek direct door naar de keuken en onderzocht de afzuigkap. “Die ken ik wel. Dat is de A2ZZ.” Hij maakte een foto van het typeplaatje. “Daar is geen schakelaar voor nodig. Die kunnen we gewoon vervangen. Wanneer kunt u? Morgen kan er al iemand langskomen.” We maakten direct een afspraak voor de volgende dag om twaalf uur. De twee kleine mannen in werkmansbroek liepen gedwee achter de opzichter aan naar beneden.

De volgende middag ging om twaalf uur de voordeurbel. “Relectra hier. Moet ik hier zijn voor de afzuigkap? “ Zou het dan toch gebeuren nu? Een man kwam zwetend boven, zonder de werkmanstuinbroek maar met, jawel, een afzuigkap en nog wel dezelfde als er nu hangt. Hij zet de kap neer in de keuken en inspecteerde de te vervangen kap. “Oh, daar heb ik nog wat voor nodig. Even naar beneden. Kunt u misschien meelopen? Dat is makkelijker.”

Ik was al lang blij dat we in deze fase van het installatietraject aanbeland waren. Al vraagt ie me het dak op te klimmen. Bereidwillig en hoopvol liep ik mee naar beneden. Hij opende de achterdeur van een VW-busje met daarop de naam Relektra. “Is het niet Relectra met ‘n c?”, vroeg ik bijdehand. “Nee”, kwam het verrassende antwoord. “Dat is de firma die het naar mij heeft doorgezet. Ik heb verder niets met hun te maken.” Ik kwam in lichte trance. Relectra met een ‘c’ heeft dus een opdracht gegeven aan Relektra met ‘k’, maar ze hebben niets met elkaar te maken. Relektra met een ‘k’ blijkt een eenmansbedrijfje dat klusjes uitvoert als onderaannemer. Intussen gaf de zzp’er mij een gereedschapskist en zelf pakte hij een stofzuiger. Boven aangekomen zetten we kist en stofzuiger op de grond. Hij begon een inspectie van de kap.

“Oh dat moet dan zo”, mompelde hij in zichzelf. “En dan dat eraf en dan..” “Als u iets nodig heeft hoor ik het wel”, zei ik gedienstig. “Ik zit hier in de kamer.” Na wat gerommel hoorde ik ‘m licht steunen. “Kunt u misschien dit omhooghouden?” vroeg hij vanuit de keuken. Ik ging de keuken in en kwam net op tijd om de half loshangende kap op te vangen, waar de man gebukt onder stond. “Als u hem nu even vasthoudt, dan pak ik een andere sleutel.” We stonden wel erg dicht tegen elkaar nu. Toen de laatste bout gehacheld was legden we de losgemaakte oude kap op de keukenvloer. “Dank u. Dat was het.” Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd.

Even later stak hij zijn hoofd om de kamerdeur. “Heeft u toevallig een losse stekker?” Het bleek dat er wel een snoer aan de afzuigkap zat, maar geen stekker. “Nee die heb ik niet in huis.”, zei ik. “Dan moet ik die halen”, zei de man. “Ja, daar moet ik toch voor naar de Watergraafsmeer.” Waarom ze alleen daar zo’n stekker hebben vroeg ik maar niet. “Ja, dat moet u dan maar doen.”, zei ik, me realiserend dat Watergraafsmeer, minimaal drie kwartier rijden is vanuit Westerpark, de verkeerssituatie in de binnenstad kennende.

De man was al een tijdje weg toen de telefoon ging. “Met installatiebedrijf Vonk. Kunnen we een afspraak maken voor de afzuigkap?” Mijn lichte staat van trance ging over in hallucinatie. Ik hapte naar adem. “Nee hoor, dat is niet meer nodig. Dank u wel.”

Na een uur ging de deurbel en kwam de klusjesman, buiten adem, mijn woning binnen. Met stekker, dat wel. Toen de nieuwe kap hing en een test uitwees dat het licht onderaan de kap het deed, pakte meneer Elektra  zijn spullen bij elkaar. Ik had nu zelfs te doen gekregen met de zwoegende éénpitter en wilde hem iets aanbieden. “Wilt u een glaasje water?”, zei ik. “Dank u. Ik moet echt naar de volgende klus. En ik ben al te laat.” Zwaar beladen liep hij de trap af naar zijn busje. Met de voordeur kon ik een traject afsluiten. Na tweeënhalve maand had ik een nieuwe afzuigkap. Met een ‘k’.

Alfons Roebroek

Het komt niet vaak voor dat Lieven de Key je uitnodigt voor een BBQ. Bewoners van de Haarlemmer Houttuinen (complex 11503) waren dan ook maar wat verrast. Het charme-initiatief werd met gejuich ontvangen. Tóch ging het op één punt gigantisch mis. Het versturen van de uitnodigingen. Wim Staffeleu, bewoner van het complex, doet verslag.

 

Vanwege een fout, gemaakt tijdens de bouw van het complex, staat het woonblok nu al maanden in de steigers. De hele buitengevel gaat tegen de vlakte. De oude gevel wordt gesloopt en daarna opnieuw opgetrokken. Uiteraard geeft dat veel overlast voor bewoners en omwonenden. Breken, boren, stof, ga zo maar door. Daarnaast zijn er ook de nodige afzettingen. Bewoners moeten drie straten omlopen om gebruik te kunnen maken van de berging.

Daar wordt je als bewoner natuurlijk niet vrolijk van. Zeker niet als je bedenkt dat de werkzaamheden nog 12 maanden duren. Om het “leed” ietwat te verzachten werd er op 13 juli door Lieven de Key en firma Coen Hagedoorn, speciaal voor de bewoners, een BBQ georganiseerd. Een initiatief dat door een ieder met gejuich werd ontvangen. Tevens zouden er ook wat mensen van aannemersbedrijf Coen Hagedoorn en Woonstichting Lieven de Key aanwezig zijn. Dus een mooi moment om elkaar wat beter te leren kennen, informatie uit te wisselen en eventuele vragen te stellen.

Iedereen was dan ook razend enthousiast. Ook de voorbereidingen leken in eerste instantie goed te verlopen. Een aantal bewoners ontving een uitnodiging per mail, mensen zonder internet zouden deze uitnodiging in de brievenbus ontvangen. Over dat laatste heeft een medebewoonster nog navraag gedaan. Maar mevrouw hoefde zich nergens zorgen om te maken. Iedereen, dus ook de bewoners zonder internet, zouden een uitnodiging ontvangen.

Toch ging het juist op dat punt gigantisch mis. De uitnodiging kwam voor veel bewoners te laat. En nog erger, een groot aantal bewoners ontving helemaal geen uitnodiging. Hierdoor waren veel bewoners niet eens op de hoogte van de BBQ. Het merendeel van de BBQ-gasten bestond daarom uit werknemers (bouwvakkers) van Coen Hagedoorn en kantoorpersoneel van Lieven de Key.

De bewonerscommissie ziet dit als een gemiste kans om partijen nader tot elkaar te brengen. De bewonerscommissie heeft dus beklag gedaan bij firma Coen Hagedoorn. Die was immers één van de organisatoren van de BBQ. Maar helaas. In plaats van het boetekleed aan te trekken, schuift de firma de schuld richting bewoners. Die hadden maar beter met elkaar moeten communiceren. Een onzinnige redenatie, want wie organiseert hier nu een BBQ? De reactie van Lieven de Key was gelukkig iets vriendelijker. Die vond het een onfortuinlijke gang van zaken. Evengoed laat een excuusbrief nog altijd op zich wachten.

Maar er is hoop. Bij afronding van de werkzaamheden staan namelijk meerdere feestelijkheden gepland. Dus afwachten hoe dat gaat. Hopelijk wordt dan ook onze bewonerscommissie erbij betrokken?

In gemengde complexen met kopers en huurders wordt natuurlijk ook wel eens verbouwd. Bewoners – zowel huurders als kopers – hebben dan gewoonlijk inzage en soms inspraak in de plannen en het proces. Maar Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) en Bewonerscommissies (BC’s) blijken maar al te vaak niet-communicerende vaten te zijn als iets in hun gedeelde complex op de schop moet. De Ombudshuurder geeft advies.

Deze afbeelding van deze pagina heeft geen relatie tot de inhoud.

Kopers zijn uiteraard blij als zij een eigen woning in hun bezit hebben kunnen bemachtigen en zeker indien dit in een complex is van een woningcorporatie. Want die zijn relatief ‘goedkoop’. Vaak willen kopers er een paradijsje van maken door te verbouwen. Plannen hiertoe worden gemaakt en ingediend bij het stadsdeel of de gemeente. Die beoordeelt de plannen en geeft de vergunning af.

Het lijkt heel simpel. Toch gaat er regelmatig het een en ander fout. Een nieuwe koper kent de woning en de rest van het pand onvoldoende. Met name als er iets moet worden weg- of doorgebroken kan het fout gaan.

Toch worden er hiervoor vergunningen verstrekt. Kennelijk is de kennis en inzicht bij bouwtoezicht ook onvoldoende. Zie ter illustratie een brief van een BC aan het stadsdeel.

Maar ook bij andere complexen en particuliere verhuurders gaat er regelmatig iets mis met verbouwingen, zoals te horen is van huurders uit andere complexen en bij particuliere verhuurders.

Om dit soort fouten te voorkomen is het zeer verstandig dat BC’s alle (ver)bouwvergunningen goed in de gaten houden. En als er geen BC is, dan kunnen enkele huurders dit op eigen initiatief doen.

Alle vergunningen worden gepubliceerd op www.mijnoverheid.nl. Op deze site kunnen BC’s en huurders zich aanmelden om alle vergunningen in hun postcodegebied te ontvangen. De grootte van het postcodegebied kan zelf worden bepaald via ‘een straal van … meter’. Het valt moeilijk te vermijden, maar ook komen er dan vergunningen binnen van nabijgelegen complexen. Voor elke vergunning kan via de mail of link nadere informatie opgevraagd worden.

Met name de plattegronden zijn belangrijk. Klopt de huidige situatie wel? Staan de doorgaande leidingen en afvoerkanalen wel ingetekend? En op de goede plaats? Zijn deze nog wel of niet in gebruik en waarvoor, zoals rookkanalen? Hetzelfde geldt voor de nieuwe situatie. Wat is er veranderd? Wat wordt er gesloopt?

De ervaring leert dat medewerkers van bouwtoezicht vinden dat leidingen niet ingetekend hoeven te worden. Zelfs doorgaande leidingen niet. En afvoerkanalen zijn volgens hen ook leidingen. Een volkomen verkeerd standpunt. Want een werknemer van het (ver)bouwbedrijf ziet op zijn bouwtekening deze doorgaande leidingen en afvoerkanalen niet ingetekend en trekt de conclusie dat deze gesloopt kunnen worden. Met alle noodlottige gevolgen van dien. Dit is altijd een goede grond om bezwaar te maken.

Hiermee komen we tot een belangrijk punt, het bezwaar maken. Bij wie dit moet staat duidelijk omschreven bij de vergunningverlening: dit is het Juridisch Bureau van de gemeente. Toch gaat dit niet zomaar. Alleen belanghebbenden mogen bezwaar maken bij het Juridisch Bureau. En het beleid van het Juridisch Bureau is niet altijd helder en duidelijk.

De ervaring leert dat een BC wordt beschouwd als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid en als zodanig zelf geen bezwaar kan maken. Dus wilt u bezwaar maken, doe dat dan op eigen naam en niet namens de BC. Wel moet worden vermeld dat deze persoon bijvoorbeeld als voorzitter van de BC ook bij de VvE-vergaderingen de huurders vertegenwoordigt. En dat de BC een belangenorganisatie is, die de belangen van de huurders en de woningen in het complex behartigt, met name de gevolgen van de verbouwingsplannen, en dat ondergetekende deze belangen vertegenwoordigt. Inclusief ongewenste ontwikkelingen, zoals verkamering of woningsplitsing, indien dit speelt.

Laat als het mogelijk is een of meer huurders rondom de desbetreffende woning meetekenen of een ondersteuningsverklaring toevoegen. Dat maakt het bezwaar sterker.

Kortom, besteed veel aandacht aan dit punt. Hoewel het balletje soms beter rolt. Dan is een bezwaar zo overduidelijk dat het weliswaar niet als bezwaar in behandeling wordt genomen, maar dat wel de verbouwplannen wel worden aangepast om het bezwaar weg te nemen.

Het tweede belangrijke punt zijn de gronden van bezwaar. Dit kunnen dus fouten zijn zoals hierboven omschreven, maar ook ongewenste ontwikkelingen. Zoals verkamering of woningsplitsing. Een goede en duidelijke omschrijving is heel belangrijk. En bedenk dat u slechts zes weken de tijd hebt na publicatie van de vergunning. In de praktijk komt dit neer op vijf volle weken.

Indien nodig kan altijd contact opgenomen worden met ervaringsdeskundigen.

Zie ter illustratie twee voorbeelden van bezwaarschriften. (BEZWAAR5 en BEZWAAR8) Beiden zijn ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen.

Met de aangepaste wet worden vaste huurcontracten (voor onbepaalde tijd) weer de norm in plaats van tijdelijke flexcontracten van maximaal twee tot vijf jaar. Hiermee hebben huurders weer iets meer zekerheid, uitgezonderd studenten en jongeren. Cok Oostveen, activistisch huurder en vrijwilliger bij Arcade, is daarom niet onverdeeld enthousiast over de nieuwe wet. Hieronder zijn betoog.

 

Terras van café De Zuid, Azartplein 2A, aan de Zuidas. Foto: Doriann Kransberg, Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Onlangs heeft de Tweede Kamer een wet aangenomen met een verbod op tijdelijke huurcontracten. Dit zal het misbruik van tijdelijke contracten, met name bij particuliere verhuurders, moeten tegengaan. Voordat deze wet definitief wordt moet de Eerste Kamer akkoord gaan.

Het verbod op flex is niet absoluut. Er zijn uitzonderingen voor beperkte situaties en voor bepaalde doelgroepen. Voor studenten wordt het campuscontract gehandhaafd. En voor jongeren blijft een 5-jarig contract nog steeds mogelijk. Afgevraagd kan worden of deze laatste uitzondering wel zo verstandig is.

Lieven de Key zet met haar beleid vol in op jongeren en tijdelijke contracten. Ook de andere woningcorporaties doen hier aan mee maar in iets mindere mate. Afgevraagd kan worden of dit wel eindeloos kan doorgaan, jongeren de woningmarkt instampen en dan maar zien wat er uit komt? Want waar moeten die jongeren heen als zij na die 5 jaar, plus misschien 2 jaar verlenging, hun woning uit moeten? Kunnen zij tijdig andere woonruimte vinden op de overspannen Amsterdamse woningmarkt of komen zij op straat te staan?

Ex-jongeren missen de boot

Het ziet ernaar uit dat veel ex-jongeren de boot zullen missen. Op zich een goede reden om dit eenzijdige beleid van tijdelijke jongerencontracten sterk te minderen of helemaal te stoppen. Daarnaast zijn er nog meer redenen om met dit beleid te stoppen. Een ervan is de eenzijdige ontwikkeling van Amsterdam – en overigens ook van andere grote steden – in relatie tot de wijde omgeving van die grote steden.

We concentreren ons op onze eigen situatie. Amsterdam was in de jaren na de wederopbouw (de jaren vijftig van de vorige eeuw) enigszins in verval geraakt. Weliswaar waren er veel woningen bijgebouwd, met name in Nieuw West en de Bijlmer was de stad flink uitgebreid, maar economisch deed Amsterdam het niet goed. Het centrum en de 19de eeuwse wijken waren in verval geraakt, de speculatie op de huizenmarkt met leegstand was toegenomen, er kwam verkrotting en het ‘stapelen’ van werkende migranten in bepaalde buurten.

De stad had een positieve impuls nodig. Die kwam in de jaren ’80 met de stadsvernieuwing. Kleinschalig en gericht op bewoners, in tegenstelling tot het ‘overloopbeleid’ en de megalomane stedelijke plannen van de jaren ’60 en ’70, met grootschalige sloop, hoge nieuwbouw, brede verkeerswegen en metrolijnen.

Naast de stadsvernieuwing werd ingezet op hoogwaardige werkgelegenheid, met name in de financiële sector, hoofdkantoren, automatisering en de creatieve beroepen. Met de Zuidas als een van de trekkers.

Echter veel nieuwe arbeidsmigranten, de zogenaamde ‘kenniswerkers’, moesten van buiten Nederland komen. Nieuwe expats en in Amsterdam blijvende afgestudeerden verhoogden de inwonersaantallen. Hierdoor nam de vraag naar koopwoningen, duurdere huurwoningen en starterswoningen toe. Door die grotere vraag stegen de koop- en huurprijzen flink. De woningmarkt in Amsterdam raakte ontwricht. Het beleid sloeg door.

Kan de stad dit wel aan?

Je zou verwachten dat dit beleid van het aantrekken van kenniswerkers, met name gericht op jongeren, zou worden stopgezet, nu het min of meer uit de hand is gelopen. Helaas gebeurt dit niet. Het wordt hooguit bijgesteld, iets kieskeuriger wat betreft het soort bedrijf of instituut. Zo is er nu sprake van dat een groot NAVO-fonds voor innovatie naar Amsterdam gaat komen, met in het kielzog veel start-ups in de ICT-sector.

Kan de stad dit wel aan? Is het niet beter om dit in Zuid-Limburg te vestigen? Dat is een krimpregio en kan wel een impuls gebruiken. Bovendien bevinden zich daar ook een universiteit en hogescholen. Zodat afgestudeerden ook in de eigen regio aan de bak kunnen komen. En er is al een NAVO-vestiging in Brunssum.

Over regio’s gesproken, in de pers wordt regelmatig melding gemaakt van een leegloop van het platteland, gebrek aan werkgelegenheid aldaar, verdwijnende zorgvoorzieningen en openbaar vervoersarmoede. Waarom dan toch alle werkgelegenheid concentreren in de grote steden? En de rest van het land laten verloederen? Het aantal krimpregio’s neemt gestaag toe. Het evenwicht is volledig zoek.

In Amsterdam zullen door de steeds toenemende vraag naar woningen en bedrijfsterreinen uiteindelijk de groene scheggen en Waterland moeten worden opgeofferd. De stad wordt dan een steenwoestijn. De leefbaarheid zal sterk verminderen. Het zal een Pyrrhusoverwinning worden.

Het lijkt misschien een doemscenario, maar het is zeker niet onrealistisch. Al enige jaren terug pleitte econoom Coen Teulings voor grootschalige woningbouw in Waterland. Dat zou goedkoper zijn. Maar ook de gemeente in haar zoektocht naar bouwlocaties wilde volkstuincomplex Amstelglorie opofferen voor woningbouw.

Daartegenover zou Amsterdam als economische motor de regio’s op sleeptouw moeten nemen, niet leegzuigen!

Liever meer spreiding

Kortom: spreiden met die hap. Meer werkgelegenheid en jongeren naar de regio’s voordat deze doodbloeden. Dan komt daar meer en broodnodig leven in de brouwerij.

En dan nu de clou. Door ongebreideld maar aanbieden van jongerenwoningen met tijdelijke contracten versterkt Lieven de Key deze negatieve ontwikkelingen in Amsterdam. De scheefgroei zal blijven toenemen. Daarom zou dit beleid gericht op jongeren met tijdelijke contracten sterk moeten verminderen. Misschien is het zelfs beter om nu helemaal ermee te stoppen totdat de stad weer in balans is. Helaas biedt de nieuwe Wet vaste huurcontracten in deze kwestie geen oplossing.

In deze tijden van energiecrisis en klimaatverandering worden huurders overspoeld met allerlei goedbedoelde tips om energie te besparen. Isoleren, dubbelglas, zonnepanelen, kieren dichten, thermostaat een paar graden lager, korter douchen – alle beetjes helpen. Maar volgens huurder en activist Cok Oostveen speelt er meer op het gebied van de energietransitie. Dat noemt hij een lang en ingewikkeld verhaal. Om het kort en overzichtelijk te houden formuleert hij hieronder een ideologisch betoog, met een aantal krachtige voorbeelden.

 

Leden van Arcade gingen samen naar de theatervoorstelling Snikheet, een voorstelling over de energietransitie voor arm en rijk in Amsterdam-Noord. Conclusie: iedereen is van goede wil maar niemand kan iets bereiken zolang de gemeente, de provincie en de landelijke regering niet met beter energiebeleid komen.

Een betoog van huurder en activist Cok Oostveen.

Als gevolg van veertig jaar neoliberalisme in politiek Den Haag zijn de huren te sterk gestegen. Onder andere door de verhuurderheffing, het oppompen van het puntenstelsel, te hoge aanvangshuren en de scherpe scheiding tussen sociale verhuur en de vrije sector. De markt zou alle problemen oplossen. Het tegendeel is waar. De markt heeft het wonen verziekt en de wooncrisis veroorzaakt! Maar dit terzijde.

Allereerst het misverstand dat de energietransitie alleen de omschakeling is van gas, benzine en andere fossiele brandstoffen naar zogenaamde hernieuwbare energie en groene stroom. Het is ook de bedoeling om minder energie te verbruiken. Dus niet alleen schoner maar ook minder; minder autorijden, minder vliegen, meer dingen zelf doen, op eigen kracht, zoals meer fietsen en meer lopen.

Wat dat betreft leven we in een ‘gemaksmaatschappij’. Overal is gemaksapparatuur voor. Dat wordt ons aangeprezen door reclames. Lekker makkelijk allemaal. Als je er niet aan meedoet tel je niet mee. Waar gaat dit naar toe? Komt er binnenkort een zelfroerend theelepeltje met afstandsbediening op de markt? Het klinkt overdreven maar zo werkt de consumentenmarkt.

Daarnaast bestaat er een overmaat aan ‘diensten’, alles kan worden thuisbezorgd of voor je worden gedaan. Nooit meer koken, nooit meer boodschappen doen, thuiswerken, geen vriendenbezoek meer maar digitaal communiceren. Voor sommigen misschien nog een uurtje sportschool per week. Voor de meesten bewegingsarmoe en overgewicht. Gaan wij de duiven achterna die op hun vaste stek zitten te wachten tot er weer zo’n gek met oud brood langs komt?

En dan de ontwikkeling die overduidelijk zichtbaar is in het straatbeeld. De enorme toename van e-bikes en fat bikes. Oorspronkelijk bedoeld om ouderen en zwakkeren te helpen om langer in beweging te blijven. Nu in gebruik bij veel jongere mensen die goed in staat zijn om zelf de pedalen rond te trappen. Zelfs schoolkinderen rijden binnen de stad elektrisch: de bewegingsarmoe van de toekomst!

Dit kost allemaal veel energie. Kennelijk is er een grote groep mensen die het kunnen betalen. Maar door de grotere vraag naar energie blijven de energieprijzen hoog. Waardoor anderen, in het armere deel van de samenleving, juist in de problemen komen en blijven. Meer solidariteit is wenselijk.

Een soortgelijke discussie hebben we gezien bij de internationale klimaattop over een solidariteitsfonds. Door de hogere uitstoot van rijke landen lopen arme landen flinke klimaatschade op die zij niet kunnen betalen. Maar ook het massaal opkopen van vloeibaar gas door rijke Europese landen zorgt voor hogere prijzen, zodat arme landen buiten de boot vallen en zonder gas komen te zitten. Ook op wereldniveau is meer solidariteit hard nodig.

Een kritische blik op onze consumptiemaatschappij is in dit kader op z’n plaats. De winkelschappen liggen vol. Niet alleen met essentiële dingen, maar ook met veel eigenlijk overbodige extraatjes. En daarbij de vele aanbiedingen, nog goedkoper dan goedkoop. Als we maar ‘kopen kopen kopen!’ blijft de verspilling ook toenemen. Wat overblijft komt terecht bij voedselbanken of wordt weggegooid. De verspilling is al jaren enorm. De massaproductie gaat maar door, meestal ten koste van de kwaliteit, arbeidsomstandigheden, uitputting van de grond, uitputting van grondstoffen en exploitatie van het leven om ons heen. Denk hierbij aan de stikstofproblematiek, de misstanden in de slachterijen, de vele arbeidsmigranten die slecht gehuisvest zijn, de louche uitzendbureaus die hierbij zijn betrokken, enzovoorts.

Bij apparaten uit zich dit op een andere manier. Een belangrijk onderdeel bijvoorbeeld wordt uit de handel gehaald zodat de consument gedwongen wordt een nieuw apparaat te kopen. Bijvoorbeeld een toner voor de printer. Of het apparaat is zodanig geconstrueerd dat reparaties onmogelijk worden. Allemaal verspilling. Dit kost veel energie. Wat dat betreft leven we ook nog eens in een weggooimaatschappij. Recyclen is niet altijd mogelijk.

Wij moeten als ‘consumensen’ veel bewuster worden. Is een aanschaf echt noodzakelijk? Daarbij meer letten op de kwaliteit, de levensduur, valt het te repareren of te recyclen. Bijvoorbeeld: goedkope schoenen gaan vrij snel kapot, terwijl duurdere schoenen vaak veel langer meegaan en bovendien loop je er prettiger op.

Solidariteit is een van de kernvoorwaarden voor de energietransitie. Niet meer ‘ieder voor zich’ en ‘niemand voor ons allen’. Dit individualisme, samen met de markt, leidt alleen maar tot een sterke tweedeling. De sterken en rijken worden sterker en rijker, de rest kijkt toe. Daarom moeten we toe naar minder markt of liever helemaal geen marktwerking. Gewoon meer regulering. Niet alleen op lokaal en landelijk niveau, ook en vooral op wereldniveau.

Dat betekent ook minder macht voor de aandeelhouders, de multinationals en de banken. Er moet veel meer aandacht komen voor het midden- en kleinbedrijf. Bedrijven moeten weer bewust worden van het maatschappelijk belang.

Solidariteit betekent ook dat rijke landen een stap terug moeten doen ten opzichte van arme landen. Hierbij moeten we niet vergeten dat onze rijkdom voortgekomen is uit het koloniale verleden met plundering van grondstoffen en slavernij. Maar het is niet de gewone burger die de stap terug moet doen, maar de ‘rijke elite’.

Concluderend kunnen we stellen dat er anders en duurzamer geproduceerd moet worden, minder en bewuster geconsumeerd, minder energie verbruiken, meer zelf doen op eigen kracht, minder markt en meer regulering. En vooral moeten de rijken een stap terug doen want zij zijn de veroorzakers van de energiecrisis, zij verbruiken en verspillen veel te veel. Wij moeten die solidariteit opeisen, van lokaal niveau tot wereldwijd!

Huurverlaging. Dat klinkt goed. Dat wil iedereen wel. Maar de vlieger gaat niet voor iedereen op. Wel eenmalig voor huurders met een hoge huur en een laag inkomen. Die gaat in per 1 juli 2023, tegelijk met de gewoonlijke huurverhoging voor de meeste andere huurders. Dus voor één groep huurders verlaging, voor alle andere huurders verhoging. Hoe kan dit toch?

 

Toen ontwikkelaars en woningcorporaties nog ziel en zaligheid legden in kwalitatieve en betaalbare volkshuisvesting. Interieur van een woon-eetkamer in een huurhuis, 1931. Architect: F. Spanjaard. Archief NAi/Tent.

Eerst de hamvraag. Wie komen er in aanmerking voor de eenmalige huurverlaging in 2023 en hoe gaat het in z’n werk? Iedereen die minder verdient dan 120% van het wettelijk minimumloon gaat niet meer betalen dan € 575,- netto per maand. Is de huur thans lager, dan is het helaas pindakaas, dan gaat de huurprijs juist omhoog. Alleen huurders met een netto huur boven € 575,- per maand profiteren. De genoemde 120% is mede afhankelijk van de samenstelling van uw huishouden.

Meer informatie over de eenmalige huurverlaging en welke acties tot uw beschikking staan (inclusief een voorbeeldbrief) vindt u bij de Woonbond.

En het gaat geheel automatisch voor huurders met een laag inkomen in 2021. Lieven de Key krijgt van de ‘mooier-kan-je-het-niet-maken’ Belastingdienst te horen wie een inkomen heeft onder de inkomensgrens van 120%. Er wordt niet doorgegeven hoeveel iemand verdient. Want dat mag niet volgens de privacywet. Uiteraard zult u zelf de vinger aan de pols moeten houden of alles goed verloopt met het voorstel tot huurverlaging. Let dus goed op. U moet het eens zijn met het voorstel voor de nieuwe huurprijs dat u per brief voor 1 mei van Lieven de Key of Lieven de Stad ontvangt. Bent u het niet eens, maak dan bezwaar aan. Het zou kunnen dat u vindt dat u méér huurverlaging zou moeten krijgen, bijvoorbeeld op basis van eerder gemeld langdurig achterstallig onderhoud.

Onder elk stukje gras zit altijd een addertje. Zo ook nu. De gegevens van de Belastingdienst zijn gebaseerd op 2021. Bent u in 2022 of 2023 minder gaan verdienen (u bent bijvoorbeeld werkloos geraakt, u heeft minder opdrachten, u bent AOW-gerechtigd geworden, u bent alleen of juist samen gaan wonen, et cetera) dan zult u zelf aan de bel moeten trekken bij Lieven de Key of Lieven de Stad over de huurverlaging waar u recht op heeft. Maar let op: u moet dan uw huurverlaging claimen op basis van een voorstel waarin Lieven de Key of Lieven de Stad waarschijnlijk juist aanstuurt op verhoging op basis van inkomensgegevens uit 2021. Reageer op het voorstel zodra u de brief ontvangt. Wilt u hulp, neem dan contact met Stichting !WOON.

Een ander addertje is de voorwaarde dat u moet huren bij een woningcorporatie. Lieven de Stad is een commerciële vastgoedonderneming die niet niet langer onder de noemer ‘woningcorporatie’ valt sinds de splitsing van Lieven de Key. Arcade heeft als huurdersvereniging met Lieven de Key en Lieven de Stad afgesproken dat sociale huurders van Lieven de Stad die recht hebben op eenmalige huurverlaging deze ook krijgen, óf automatisch óf nadat ze zelf aan de bel hebben getrokken.

Inkomensgrenzen voor eenmalige huurverlaging:
Eenpersoonshuishouden maximaal € 23.250,-
Eenpersoonshuishouden met AOW maximaal € 24.600,-
Meerpersoonshuishouden maximaal € 30.270,-
Meerpersoonshuishouden met AOW maximaal € 32.730,-

Een ander belangrijk punt is dat de komende huurverhogingen niet meer worden gebaseerd op de hoogte van de inflatie, zoals in de afgelopen jaren. Vanaf nu volgt de huurverhoging de loonontwikkeling. Of dat gunstiger uitpakt moeten we afwachten. Voor dit jaar in ieder geval wel omdat de inflatie zo ontzettend hoog is.

Een ander kabinetsvoornemen is een aanpassing van de huurtoeslag waardoor meer huurders in aanmerking komen voor huurtoeslag. De bovengrens van € 750,- netto huur per maand moet dan verdwijnen. Dat zou betekenen dat ook huurders met een hogere huurprijs in aanmerking komen voor huurtoeslag. Daarnaast komen jongeren dan vanaf 21 jaar (nu 23 jaar) in aanmerking. Wel blijven de inkomenseisen gelijk en gaat de gemiddelde toeslag met € 10,- per maand per huurder naar beneden. Hoe dit voornemen verder uitpakt is afwachten. Want het voornemen moet nog door zowel de Tweede Kamer als door de Eerste Kamer worden goedgekeurd. En het is buiten dat maar de vraag of het huidige kabinet er de komende tijd nog zit.

Wilt u precies de regels weten betreffende huurprijzen, kijk dan op www.huurregels.nl.

Deze opinie verscheen 6 april 2021 in Het Parool.

Zodra het woord ‘woningnood’ valt wijst het Amsterdamse gemeentebestuur wat al te graag naar politiek Den Haag. Maar we weten allemaal dat die het woonbeleid al tien jaar over de schutting gooit. Amsterdam zou juist een dikke vinger in de pap moeten hebben op woongebied. Met al zeven jaar dezelfde sociale wethouder op Bouwen en Wonen zou je bovendien verwachten dat er zoiets als een visie op ‘een Amsterdam van Amsterdammers’ zou liggen.

De afgelopen weken werd geregeld in Het Parool geschreven over de uittocht van middeninkomens die in Amsterdam geen woning kunnen vinden, zowel koop als huur.

Zodra het woord ‘woningnood’ valt, wijst het Amsterdamse gemeente­bestuur graag naar politiek Den Haag. Terwijl dat het woonbeleid al tien jaar over de schutting gooit. Je zou na zeven jaar dezelfde socialistische wethouder op Bouwen en Wonen verwachten dat er een visie en een strategie op ‘een Amsterdam van Amsterdammers’ zou liggen.

Maar helaas is er nog steeds geen antwoord op de vraag voor wie de stad bedoeld is en wie hier nu eigenlijk een toekomst wordt gegund. Ook de Omgevingsvisie 2050 biedt geen aanknopingspunten. Zelfs de corporaties hebben geen idee welk type woningen de gemeente wenselijk vindt en hoe zij deze over de stad moeten verdelen.

Als huurdersvereniging zien wij steeds meer huurders uit alle inkomensgroepen in onzekere en onwenselijke woonsituaties belanden. Dat is maar ten dele te wijten aan de woningnood. Het ligt ook aan de weigering van het Amsterdamse gemeentebestuur om te bepalen voor wie Amsterdam bedoeld is.

Dit wordt geïllustreerd door gemeentelijke regelingen, zoals Van Groot naar Beter. Deze levert corporaties grote lege woningen op die een aantal van hen niet van plan is opnieuw te verhuren. Deze woningen gaan in de verkoop tegen marktconforme prijzen. Huurdersvereniging Arcade vindt dat de gemeente erop moet toezien dat grote woningen behouden blijven voor de huursector en voor meeroudergezinnen, en dat elke corporatie daaraan gehouden is op straffe van boetes en beperking op lucratieve projectontwikkeling.

Inmiddels heeft de gemeente een nieuwe regeling bedacht: een gewijzigd digitaal toewijzingssysteem om sociale huurwoningen te verdelen. Het is met name gericht op jongeren en ouders in echtscheiding. Voor meeroudergezinnen, ouderen en kwetsbaren – laat staan bewoners met een niet-urgente maar wel noodzakelijke verhuisbehoefte – betekent het een langere wachttijd. Deze regeling beidt wederom geen oplossing voor het gedrang om een betaalbare huurwoning.

Het voorgestelde digitale puntensysteem zou wat Arcade betreft getoetst moeten worden bij het College voor de Rechten van de Mens. Kan een gemeente zo op leeftijd discrimineren? Dit zou het gemeentebestuur misschien dwingen te antwoorden op de vraag: voor wie is Amsterdam bedoeld? Gaan we voor jong, flex, voor ‘ruggengraat’ en middeninkomens, voor van alles een beetje, of voor de superrijken?

Helmie Bijleveld
Voorzitter Huurdersvereniging Arcade